46
Toen Carla wakker werd en naast zich voelde, merkte ze dat de andere helft van het bed leeg was. Het dekbed was opengeslagen en de matras was koud.
Slaperig keek ze naar de wekker en zag tot haar verrassing dat het al bijna middag was. Goeie hemel, ze had geslapen als een blok en niet eens gehoord dat Jan was weggegaan.
In de keuken vond ze een kan koffie en een briefje. Jan bedankte voor de afgelopen nacht en verheugde zich op de komende.
Ze ging aan de keukentafel zitten en keek nadenkend naar zijn briefje. Op andere dagen was ze daar blij mee geweest – en nu ook, aangezien hun verhouding voor hen allebei een nieuwe inhoud leek te krijgen – maar dit briefje zag er en passant en haastig geschreven uit, alsof hij met zijn gedachten heel ergens anders was geweest.
Hij ging ergens onder gebukt, dat voelde ze duidelijk, en het moest iets zijn wat niets met hen tweeën te maken had. Toen ze hem er de vorige nacht naar vroeg, had hij om de zaak heen gepraat. Hij had het over een zwaar geval gehad waarnaar hij onderzoek had moeten doen en waardoor hij ook pas laat naar haar toe had kunnen komen. Maar Carla had de indruk dat dat maar een deel van de waarheid was – als het al klopte.
Een ogenblik lang bekroop haar de gedachte dat Jan iemand anders had leren kennen terwijl ze weg was geweest. Maar ze zette de gedachte meteen weer van zich af. Kort nadat hij de vorige avond bij haar was gekomen hadden ze zo innig met elkaar gevrijd als het in lange tijd niet was gebeurd. Er was heel veel passie in zijn aanrakingen geweest, meer dan in het begin, toen ze nog in een roes van geluk leefde. Dat zou niet zo zijn als er een ander was geweest. Niet de Jan Forstner die zij kende.
Het moest iets anders zijn. Waren er misschien problemen met de nieuwe jeugdafdeling waar hij zich zo voor had ingezet? Hij had de vorige avond geen zin meer gehad om te praten – ze had al een halve fles wijn opgedronken toen hij eindelijk op kwam dagen. Ze had gewoon van zijn aanwezigheid willen genieten, nu het haar in de periode van hun scheiding duidelijk was geworden hoezeer ze hem nodig had. Dat had ze niet willen verstoren met een gesprek. Maar vanavond zou ze hem ernaar vragen. En misschien zou ze hem dan vertellen over haar nieuwe boekproject, waar haar uitgever een schandalig hoog honorarium voor geboden had. Een project dat Jan ook zou bevallen, daar was ze zeker van.
Er werd gebeld. Carla liep naar de intercom en hoorde een vrouwenstem.
‘Hallo? Mevrouw Weller? Ze zeggen dat die rode Mini Cooper van u is. Klopt dat?’
‘Ja, hoezo?’ vroeg Carla. De aankondiging beloofde niet veel goeds.
‘Het spijt me verschrikkelijk, maar ik ben bij het uitparkeren helaas tegen uw auto aan gereden. De parkeerplaats was erg krap en ik heb de afstand verkeerd ingeschat.’
Carla sloeg de ogen ten hemel. De parkeerplaats krap? De gemeenschappelijke garage was zo ruim opgezet dat je er als het moest wel een kleine vrachtwagen in kwijt kon. Als je tenminste kon inparkeren.
‘O jee,’ verzuchtte ze. ‘Ogenblikje graag, ik kom naar beneden.’
Snel trok ze iets aan, stak haar mobieltje bij zich om de politie te bellen als er ruzie van kwam, en nam de lift naar beneden. Ze hoopte dat het niet meer dan een deukje zou zijn. Haar cabrio was wel niet van het nieuwste model, maar ze was er erg aan gehecht.
Toen de liftdeur openging, lag de parkeergarage er verlaten bij.
Mooi is dat. Zal je net zien dat die brokkenpilote boven voor de deur staat.
Ze liep naar haar Mini, die rood stond te schitteren in het licht van de tl-buizen. Daarnaast stond alleen de donkere stationcar van haar naaste buren. Het parkeervak aan de andere kant was leeg. Die griet zou er toch niet tussenuit zijn geknepen? Waarom had ze dan nog aangebeld?
Toen ze haar auto eens goed bekeek, stelde Carla echter verbaasd vast dat er nergens een deuk te bekennen viel. Ze knielde neer en keek nog eens goed. Nee, er was nog niet het kleinste krasje te zien.
‘Nou schat, ik weet niet waar je tegenaan bent gereden,’ mompelde ze, ‘maar mijn auto was het niet.’
Op het ogenblik dat ze weer overeind kwam, vloog er een schim achter de stationcar vandaan, pakte haar beet en smeet haar voorover op de motorkap. Het ging zo snel dat Carla geen tijd had om te reageren. Voor ze wist wat er gebeurde, voelde ze een prik in haar hals.
Carla gilde en probeerde zich tegen de ander te verdedigen. Keer op keer sloeg ze achter zich. Maar wie het ook was, hij was sterker en drukte haar meedogenloos tegen het koude plaatstaal.
Toen alles uiteindelijk om haar heen begon te draaien, gaf Carla het op en viel ze in een allesoverheersend Niets.